De kogel is door de kerk: aan het eind van de zomer is het over en uit voor het spookslot. Wij eren het nakende eind van dit 44 jaar oude Efteling icoon met een huiveringwekkend nostalgische necrologie.
Efteling laat na de zomer van 2022 definitief het doek vallen voor het spookslot. De directie vond de attractie hopeloos gedateerd en dekte zich met ‘lage waarderingscijfers onder de bezoekers’ en ‘een vervangend themagebied dat in 2024 moet openen’ in tegen furieuze Efteling-notalgici. De 25 miljoen die voor de opvolger klaar ligt is inderdaad pittig veel vergeleken met wat aan Max & Moritz werd gegeven, maar het gat dat het park er mee in haar ontstaansgeschiedenis slaat is dan ook bijzonder diep. Het is immers met het spookslot dat Efteling eind jaren zeventig ter gelegenheid van haar zilveren jubileum ten tweede male bewijst dat het sprookjespark een klasbak is van het internationale soort. Nadat de Indische Waterlelies de jaarlijkse toeloop over de magische drempel van het miljoen tilt, stuwt Spookslot de aantallen naar een nieuw jaarrecord van 1.449.078 én kan het sprookjespark haar 25-miljoenste bezoeker ontvangen.
De som geld die Efteling tegen het project aan gooide was astronomisch voor die tijd: het park spendeerde elf keer zoveel guldens als er aan de Indische waterlelies werden gegeven, die op hun beurt al een ongeziene grote uitgave waren in de geschiedenis van het park. Het spookslot is sterk thematisch, maar laat zich door een eclectische stijl niet vastpinnen op één verhaal zoals tot dan toe de gewoonte was in het sprookjesbos. Sinds zijn opening groeiden generaties op met de ‘Danse Macabre’ van componist Camille Saint-Saëns die Eftelings spookslot zich als lijflied toe-eigende. Het spookslot is tevens de eerste attractie die volledig ontworpen werd door Ton van de Ven, die de door Anton Pieck geïntroduceerde ontwerpstijl zal doorontwikkelen in de expansie die de wereld vol wonderen in de jaren tachtig te beurt valt. De opening van het spookslot kan als het startschot van die groei gezien worden.
Sfeeropbouw met de grote S
Het spookslot is een ode aan de kunst van het huiveren. Eerder dan te grossieren in enkele goedkope jump scares, werd de sfeer van onbehagen rond het spookslot al opgebouwd nog voor je een voet in het gebouw zette. Eertijds trof men het slot pas na een lange wandeling doorheen het bos. De aanblik op het voorplein fungeerde als voorbode op het grimmige schouwspel dat zich zou ontvouwen. Het naambord bungelde aan een galgachtige constructie. De kasteelruïne werd omlijst door donker woud langs rechts en bergachtig bos aan de linkerzijde. Ze verhaalde van machthebbers van weleer en een knagende tand des tijds zonder één aspect expliciet te benoemen. Je kan het als slotbezoeker zelf invullen wanneer je de verweerde toren ziet en het afbrokkelende pleisterwerk.
Vanuit de gevel lijken meerdere gezichten je aan te staren: de overblijfselen van een voormalige erkertoren in de linkerhoek vormen een skelet in een eeuwige schreeuw en de toegangspoort lijkt in combinatie met de dichtgemetselde ramen erboven een mond die zijn bezoekers opslokt. Wie hier al de knieën voelde knikken kon rechts het hazenpad nemen via de wat dieper gelegen spookslotgallerij. Achter de rijkelijk gedecoreerde toegangspoort glooide een pad desoriënterend de krochten van het gebouw in. De weg was gehuld in een schrikbarende hoeveelheid duisternis die menig bezoeker al deed veronderstellen dat het gebouw niet voor toegang bedoeld was. Een jaar na opening verscheen aan het begin van dat donker hol ook nog een deur die tot openen verleidde, maar de dwazen die zich daar aan waagden een op de hartslag inwerkende verrassing bezorgde. In nissen langs het pad werden naargeestige taferelen tentoongesteld.
Het loont de moeite gestaag door het slot te bewegen om van al zijn facetten te kunnen genieten. Halverwege de duistere gang wijkt het plafond plots terug voor een veelhoekige kamer met een bijzonder sfeervol uitgewerkte koepel. Die sfeer wordt gepast verziekt door een aan een harige arm bungelende kroonluchter, maar gehaaste zielen zouden bij een al te snelle passage een nog heerlijker stukje huivershow mislopen. Met regelmatige tussenpozen wordt het schimmige schijnsel van kaarsen er ingeruild voor een periode van diepe duisternis en uit de hemel neerdalende demonen. Dan moeten bezoekers nog een Oosterse geest passeren met zo’n gruwelijke gelaatsuitdrukking dat je mag hopen dat zo’n wezen nooit opduikt in je ergste nachtmerries. De hoofdshow moet na al deze spanningsopbouw nog beginnen!
Danse Macabre
In de hoofdshow zien we de tuin van het kasteel dat - zoals veel kastelen - een aangrenzend kloostergedeelte heeft. Het symfonische gedicht "La Dance Macabre" (de macabere dans) gaat schaars verlicht van start: met het luiden van een klok wordt ook het lijk van de tuinman onthuld dat aan het klokkenkoord hangt. Eens de klok haar twaalfde uur heeft geslagen worden twee subtiel bewegende waterspuwers belicht en krijgen aansluitend ook de rechters die centraal bovenop de balustrade gezeten is voetlicht. Onder begeleiding van gezang schuifelt een processie monniken met kandelaars in de hand van links naar rechts door de arcadengang. Na hun passage wordt de bekende melodie van Camille Saint-Saëns ingezet en wordt een enkel door een hand bespeelde viool zichtbaar in de catacomben. Steeds meer elementen uit het tafereel gaan daarna bewegen. Onderin jaagt de kasteelheer zijn dochter na, die nooit rust zal vinden. Voorin beginnen schedels te bewegen en links kruipt iemand uit haar tombe. Aan de rechterzijde zien we uiteindelijk de heks verschijnen, die bij het hoogtepunt van de muziek door vlammen wordt verteerd. Dat tafereel komt tot een finale met een luide donderslag, waarna enkel de viool in de catacomben uitgelicht blijft voor de coda van het lied en twee duidelijke eindnoten de lichten van het observatorium terug oplichten.
(wordt aangevuld)