De Magische Klok is niet één van de bekendste sprookjes van het sprookjesbos, maar al wel sinds de opening te vinden in de Efteling. het sprookje domineert de rechterkant van het Herautenplein (het middelpunt van het sprookjesbos, dat ook vernoemd is naar de zes Herauten of prinsen in het sprookje)en kan je elk kwartier tweemaal beluisteren. Om het kwartier luid de klok ook. Het sprookje is ontworpen door Anton Pieck, al zijn de prinsen al vervangen geweest. Het volledige sprookje:
Heel lang geleden woonden in een prachtig kasteel zes koningszonen die erg ijdel waren. Op een dag bestelden ze bij een machtige tovenaar een klok met zes ridders te paard. Iedereen die de klok zag, zou hierdoor aan hen denken. De klok mocht pas gaan lopen en zijn bel laten klingelen als de koningszonen hun trompet geblazen hadden.
Toen de klok klaar was, gingen de prinsen hem bij de machtige tovenaar ophalen in ruil voor drie zakken goud. Onderweg hadden de ijdele koningszonen echter mooie kleren en lekker eten gekocht, waardoor zij nog maar één zak goud over hadden. De machtige tovenaar werd erg boos en besloot de klok aan een ander te verkopen. De tovenaar had een knecht die de naam Slimme Toon droeg. Slimme Toon had achter de deur staan luisteren en alles gehoord. De knecht had allerlei slechte eigenschappen; hij kon liegen als de beste en was bovendien erg gemeen. Ook nu had Slimme Toon weer een slecht plan bedacht…
De volgende dag vroeg de tovenaar Slimme Toon om op de klok te letten. ‘Ik ga een koper zoeken voor de klok . Laat ondertussen niemand de kamer binnen.’ De tovenaar gaf hem de sleutel van de kamer en vertrok. Zodra de tovenaar uit het zicht verdwenen was, stormde Toontje de trappen af en liep op een holletje het donkere bos door naar het kasteel. Hij vertelde dat de tovenaar op reis was en dat de koningszonen de klok van Slimme Toon voor maar één zak goud konden kopen. De prinsen juichten van geluk. Ze lieten hun paarden brengen en samen met Slimme Toon reden ze in volle galop terug naar de toren van de tovenaar. Daar pakten zij de gouden wijzers, de wijzerplaat, de zes ruitertjes en de bel. Weer bij het kasteel aangekomen, ging Slimme Toon hard werken. Hij zette de klok in elkaar en bevestigde hem in het torentje van het kasteelplein. De koningszonen keken hun ogen uit. Bovendien hadden ze veel plezier omdat ze die goede tovenaar zó lelijk bij de neus genomen hadden.
Toen de klok klaar was, gingen de koningszonen hun trompetten halen. ‘Blaas maar’, zei Slimme Toon. En… ja hoor: de wijzers van de klok begonnen met draaien, de ruitertjes begonnen te rijden en de bel ….. Mis! De bel begon niet te luiden. De zes koningszonen werden vreselijk boos op Slimme Toon. Die had al gezien wat er aan de hand was: ze misten de klepel van de klok. Slimme Toon snelde terug naar de tovenaarstoren.
Intussen zat de tovenaar, die de hele dag op stap geweest was, even uit te rusten tegen een boom. Hij had niemand kunnen vinden die zomaar drie zakken goud voor een klok kon betalen. Plotseling zag hij in de verte een klein ventje aan komen rennen. ‘Wat vreemd,’ zei de tovenaar tegen zichzelf, ‘dat lijkt Slimme Toon wel.’ Hij verstopte zich achter de boom en keek nog eens goed. Ja hoor… dat was Slimme Toontje! Even later zag de tovenaar zijn knecht met de klepel teruglopen en hij besloot hem te volgen.
De zes koningszonen stonden vol ongeduld te wachten. De tovenaarsknecht hing de klepel in de klok en riep naar beneden: ‘Blaast u nog eens. Nu zal het wel beter gaan!’ De zes koningszonen hieven hun trompetten naar hun mond en bliezen. De ruitertjes begonnen te rijden, de bel begon te luiden en een luide stem brieste: ‘Die mooie klok stelen, hè?! Wacht maar eens, ik zal jullie leren!’ De tovenaar prevelde de sterkste toverspreuk die hij kende. Plotseling konden de koningszonen zich niet meer bewegen. Ze stonden stokstijf met hun trompetten aan de mond. ‘Als de ruitertjes op de klok gaan rijden, kunnen de mensen zien hoe jullie vroeger ook vrij en blij rondreden en nu voor straf in steen veranderd zijn.’ Slimme Toon voelde zich steeds ongemakkelijker worden en wilde zich verstoppen maar de tovenaar had hem al gezien. ‘En jij, Toon’, riep de tovenaar, ‘jij zult altijd op het dak van de toren moeten zitten!’ Helaas voor Slimme Toon was hij niet slim genoeg om te zorgen dat de spreuk zijn kracht verloor. Hij en de zes koningszonen staan nog steeds versteend op het Herautenplein in de Efteling.