Assepoester is één van de recentere toevoegingen aan het sprookjesbos, en ontworpen door Karel Willemen, die eerder voor Efteling De Vliegende Hollander op papier zette. In een fraaie villa zit een animatronicopvoering die zodanig veel bewegende elementen bevat dat je niet alles in één keer kan zien. Een zeer levendig uitgewerkt sprookje, en dat mag ook wel want tenslotte zit er een happy end aan. Mis dit sprookje zeker niet, want het is zeker een aangename verassing! Het volledige sprookje:
Een prins ging trouwen met de liefste en mooiste prinses van alle landen. Haar naam was Genoveva. Samen reden ze voor het huwelijk door het land, en genoten van alle pracht die de natuur hen te bieden had. Wanneer ze langs de boterbloemen reden zei de prins: “Kijk, dàt geel moet er in je bruidskleed te zien zijn.” En even later: “En kijk, dat blauw daar, van die korenbloemen.” De prinses glimlachte en zei: “Dàt rood, van die klaprozen.” Ze droomden het zo mooi dat het haast onmogelijk was het bruidskleed te maken.
Maar in het land woonde een oude weefster die zo goed was in haar vak dat ze de zijde zo fijn als spinrag kon weven, en de teerste draden zo kunstig tot patronen vormde, dat bloem en blad wel op de stof leken te liggen. Alleen zij zou het kleed kunnen maken, en de prins reed dan ook naar haar toe.
De weefster luisterde aandachtig naar de wensen van de prins, maar toen hij uitgesproken was bleef het stil. Toen pas zag hij, dat ze blind was van ouderdom, en dat twee tranen uit haar ogen vielen. Hoe zeer de weefster ook het bruidskleed wilde maken, ze kon het niet meer. Het weven van de patronen was geen probleem en de draden sturen ook niet. Maar de kleuren, die zou ze nooit meer uit elkaar kunnen houden. Teleurgesteld ging de prins terug naar zijn kasteel.
De duiven, die van de oude weefster jarenlang lekker voer hadden gehad, besloten echter de oude vrouw te helpen. Zij kenden immers de kleuren van de bloemen op het land prima, en konden ook goed zien. Toen de weefster de volgende ochtend treurig achter haar weefgetouw zat, kwam er dan ook een duif door het open raam naar binnen gefladderd. En al snel waren alle duiven bij haar binnen gevlogen. “Wist ik nu maar wat groen was,” sprak ze, en meteen pakte een duif een groene streng in zijn snavel en duwde die in de handen van de weefster. De weefster voelde hoe sterk de tinteling in haar handen was, en al snel schoot de spoel heen en weer door de schering die al gespannen stond. “Roze,” zei ze, “zoals perzikbloesem”. En weer bracht een duif haar de juiste streng.
Dagenlang werkten de duiven en de weefster aan het bruidskleed voor prinses Genoveva, tot het op een dag helemaal af was. Alle kleuren van alle bloemen waren er in verwerkt, maar mooier nog dan wie dan ook ooit had gezien. Eén van de duiven bracht bericht naar de prins die vervuld van geluk het kleed kwam halen. Toen de prins bij de weefster kwam en haar omhelsde zei ze: “Roept u de duiven maar, want zonder hen had ik dit nooit kunnen doen.” Toen de duiven aan kwamen vliegen zag hij dat ze alle kleuren van de bloemen van het land en de prachtige stof van het bruidskleed hadden. Zó vaak en zó diep hadden ze tussen de stengen gezocht naar de juiste kleuren. Gewone duiven zijn wit of bruin, maar die van de oude weefster leken op bloemen, die door de wind waren opgenomen.