In het najaar van 2019 opent de Efteling met ‘De zes zwanen’ de nieuwste toevoeging aan haar iconische Sprookjesbos. Dit dertigste sprookje inmiddels al, zorgt voor een behoorlijke primeur: voor het eerst kunnen bezoekers van het bos instappen in een bootje en zo een kleine attractie beleven. In de rijke geschiedenis van het 66 jaar oude Sprookjesbos werden natuurlijk al meerdere sprookjes toegevoegd die nét iets anders waren dan de bestaande sprookjes. In dit artikel sommen we dertien sprookjes op die allemaal iets nieuws brachten in het Sprookjesbos.
Het Stoute Prinsesje: het eerste interactieve sprookje (1952)
Het lijkt hét toverwoord waar we tegenwoordig in de pretparkwereld mee rond de oren geslagen worden: interactiviteit. Toch is actieve deelname van de bezoekers al vanaf het vroegste begin van het Sprookjesbos een belangrijk element in de uitbeelding van de sprookjes. De primeur was voor Het Stoute Prinsesje (ook gekend als De Sprekende Papegaai), dat één van de 10 sprookjes was waarmee het bos in 1952 opende. Zolang het lampje in het oog van de papegaai brandt, kunnen bezoekers praten tegen het dier, waarna de ingesproken tekst op een hogere toon weer wordt afgespeeld. Later volgden nog meer sprookjes waarin bezoekers zelf iets in gang moeten zetten. Dit kunnen ze doen door een deurklink te openen (Hans en Grietje, het Kabouterdorp), te roepen in een microfoon (het Kabouterdorp, Klein Duimpje, Vrouw Holle, Sprookjesboom), een schatkist aan te raken (Draak Lichtgeraakt) of een vis wakker te kietelen met een hengel (Pinokkio).
De Magische Klok: het eerste zelfbedachte sprookje (1952)
De Efteling zet als ‘hoeder van het sprookje’ graag bekende (Sneeuwwitje, Roodkapje, Assepoester) en minder bekende (De Zes Dienaren, De Indische Waterlelies, De Zes Zwanen) sprookjes in de belangstelling. Af en toe wordt ook een compleet zelfbedacht sprookje toegevoegd aan het Sprookjesbos. Het eerste zelfverzonnen verhaal dat in het park werd uitgebeeld, was De Magische Klok. Het verhaal over de bijzondere klok, die gestolen wordt door zes koningszonen met de hulp van de onbetrouwbare Slimme Toon, is nog steeds te beluisteren in de oorspronkelijk ingesproken versie door Peter Reijnders. Ook andere sprookjes uit het openingsjaar (Het Bruidskleed van Genoveva en De Sprekende Papegaai) kregen een zelfbedacht verhaal, maar deze werden pas veel later onder de vorm van een sprookjesboek ook zichtbaar in het park. Ook bij latere toevoegingen als de kabouters in het Kabouterdorp en De Vliegende Fakir werden zelfbedachte sprookjes geschreven.
De Rode Schoentjes: het eerste sprookje met speciaal geschreven muziek (1953)
In het Sprookjesbos speelt - net als in de rest van de Efteling - muziek een belangrijke rol. Er zijn natuurlijk de muzikale paddenstoelen die je overal langs de paden tegenkomt en die het ‘Menuet in G majeur’ van Christian Petzold spelen. Oer-Eftelings, maar niet speciaal voor het park gecomponeerd. De Efteling maakt in het Sprookjesbos opvallend vaak gebruik van reeds bestaande deuntjes. Denk maar aan de muziek van de Indische Waterlelies (‘Afrikaan Beat’ van Bert Kaempfert), van De Magische Klok (‘By The Sleepy Lagoon’ van Eric Coates, later ook gebruikt als terugkerend thema in de Aquanura-soundtrack) of van De Nieuwe Kleren van de Keizer (‘Musette in D Majeur’ van Bach). Tussen al die bestaande muziek door werden er echter ook originele melodieën gebruikt voor nieuwe toevoegingen in het bos. Het eerste sprookje dat die eer te beurt viel, was De Rode Schoentjes. Jan van Oort schreef voor het sprookje zijn ‘Klompendans’, die er nu nog steeds te horen is. Later volgden nog onder meer Het Meisje met de Zwavelstokjes (muziek van Maarten Hartveldt) en Assepoester (muziek van René Merkelbach).
De Vliegende Fakir: het eerste sprookje buiten de oorspronkelijke grenzen van het Sprookjesbos (1958)
Het Herautenplein, ongeveer in het midden van de huidige Sprookjesbosroute, vormde in de beginjaren het eindpunt van het bos. Op dit plein vond je de grot van Sneeuwwitje, de gekleurde duiven uit het sprookje Het Bruidskleed van Genoveva, de herauten van De Magische Klok en de fontein van De Kikkerkoning met de dansende gouden bal. Wanneer bezoekers in de beginjaren het Herautenplein verlieten via de Prinsenpoort, was het sprookje voorbij. Hierna kwam je op het pad meer 'alledaagse' elementen tegen, zoals een hockeyveld op de plek van de huidige Indische Waterlelies. In 1958 werd dan toch een eerste sprookje voorbij de Prinsenpoort geplaatst: De Vliegende Fakir. Met de komst van De Indische Waterlelies (1966) en veel later ook toevoegingen als Klein Duimpje (1998), Repelsteeltje (1998), De Chinese Nachtegaal (1999), Het Meisje met de Zwavelstokjes (2004), de Sprookjesboom (2010) en De Nieuwe Kleren van de Keizer (2012) werd dit tweede deel van het Sprookjesbos steeds belangrijker.
Roodkapje: het eerste sprookje dat een volledig nieuwe uitbeelding kreeg (1960)
In 1953, één jaar na de opening van het Sprookjesbos, werd het verhaal van Roodkapje al uitgebeeld door een eenvoudig statisch tafereel van Roodkapje die bloemen plukt en in de gaten wordt gehouden door de wolf. Zeven jaar later vond men de tijd rijp om het bekende sprookje een meer volwaardige uitbeelding te geven. Het oorspronkelijke tafereeltje verdween en ter vervanging verrees het huisje van de grootmoeder van Roodkapje. In dit huisje ligt de wolf in bed te wachten tot Roodkapje aanbelt om haar zieke oma te bezoeken. In 2016 werd het hele huisje bijna identiek opnieuw gebouwd, omdat het vorige huisje met weinig duurzame materialen en technieken was geplaatst. Roodkapje is niet het enige sprookje dat een compleet nieuwe uitbeelding kreeg. De Chinese Nachtegaal was in 1952 één van de eerste sprookjes in het bos en bestond toen uit een openluchttafereel waarbij het titelpersonage op een tak zijn lied zong, waarop bloemen hun bladeren openden. Omdat deze techniek met te veel technische problemen kampte, werd de nachtegaal in 1979 vervangen door de Draak. Het muurtje en de tak waarop de nachtegaal zat bleven behouden. Na 20 jaar afwezigheid in het bos keerde De Chinese Nachtegaal in 1999 terug onder de vorm van een binnentafereeltje waarin het complete sprookje werd verteld.
De Indische Waterlelies: het eerste showsprookje (1966)
Voor de bouw van het nieuwe sprookje van 1966 schakelt de Efteling duidelijk een versnelling hoger. De uitbeelding van het door koningin Fabiola geschreven sprookje De Indische Waterlelies moest het spectaculairste sprookje van het park worden. Voor het eerst wordt een volledig overdekt sprookje gebouwd waarin de vertelling bestaat uit een heuse geautomatiseerde show, met een vertelstem, animatronics, licht en muziek. Op de fundamenten die dit sprookje heeft gelegd, werd later verder gebouwd in projecten als het Spookslot en zelfs de grote darkrides als Fata Morgana en Droomvlucht. Ook in het Sprookjesbos verschenen nog gelijkaardige indoortaferelen waarin gebruik gemaakt wordt van bewegende poppen, muziek, vertellingen en andere technische hoogstandjes om het verhaal tot leven te brengen: De Chinese Nachtegaal (1999), Het Meisje met de Zwavelstokjes (2004) en Assepoester (2009).
De Dansende Dolfijn: het eerste sprookje dat volledig verdween (1970)
Tussen 1964 en 1970 bevond zich in het Sprookjesbos De Dansende Dolfijn, een uitbeelding van een soort dolfijn die rondjes in het water zwom. Hiervoor werd het decor hergebruikt van de Magische Liefdesbron, die van 1954 tot 1959 te vinden was in de Efteling, maar buiten het Sprookjesbos. Ditzelfde decor blijft nog steeds bewaard bij de in 1970 geopende vervanger van de dolfijn: De Kleine Zeemeermin. Het is één van de meest eenvoudig uitgebeelde sprookjes in het park: zonder vertelling, zonder beweging. De Dansende Dolfijn was hiermee de eerste, en voorlopig nog enige bewoner van het Sprookjesbos die het bos verliet om nooit meer in de Efteling terug te komen. De Magische Liefdesbron kende wél nog een spirituele opvolger: het interactief podium dat zich sinds dit jaar vóór Symbolica bevindt.
Draak Lichtgeraakt: het eerste sprookje niet ontworpen door Anton Pieck (1979)
Zonder de hand van Anton Pieck zou het Sprookjesbos onmiskenbaar een heel andere identiteit gekregen hebben. In de romantische stijl van illustrator Pieck werden sprookjes als Doornroosje, Hans en Grietje en De Wolf en de Zeven Geitjes gestalte gegeven. Toen Pieck echter in 1975 met pensioen ging, moest zijn werk worden overgenomen. Pieck vertrouwde het potlood toe aan Ton van de Ven, die eerder al een belangrijke rol had gespeeld bij bijvoorbeeld de bouw van De Indische Waterlelies (1966) of de update van de grot van Sneeuwwitje (1975). Het eerste sprookje dat Van de Ven ontwerpt als hoofdontwerper is Draak Lichtgeraakt (1979), de uitbeelding van een Chinese draak die een schat bewaakt. Van de Ven zou nog vele andere toevoegingen doen aan het bos, zoals de Trollenkoning, Repelsteeltje of Raponsje. Later kwamen ook andere ontwerpers in actie: Henny Knoet (de herberg van Tafeltje Dek Je, het kasteel van de stiefmoeder van Sneeuwwitje), Michel den Dulk (Het Meisje met de Zwavelstokjes), Karel Willemen (Assepoester, Sprookjesboom), Pim-Martijn Sanders (De Nieuwe Kleren van de Keizer), en het duo Alessio Castellani en Robert-Jaap Jansen (Pinokkio). Binnenkort opent Baron 1898-ontwerper Sander de Bruijn zijn eerste sprookje (De Zes Zwanen).
Ezeltje-Strek-Je: eerste Eftelingbewoner die naar het Sprookjesbos verhuist (1984)
In 1984 was het voor het eerst dat een bestaand figuur uit de Efteling zijn oude plaats inruilde en verhuisde naar het Sprookjesbos. De eer viel te beurt aan Ezeltje-Strek-Je, die in 1956 al in de Speeltuin van de Efteling (het huidige Anton Pieckplein en Volk van Laaf) te vinden was. Voor een klein bedrag trakteerde de ezel toen al chocolademunten aan de bezoekers. Later verhuisde de ezel dan naar het hart van het Sprookjesbos: het Herautenplein, waar vijftien jaar later, in 1999, de herberg werd gerealiseerd waar het volledige verhaal van ‘Tafeltje-Dek-Je, Ezeltje-Strek-Je, Knuppel uit de Zak’ werd verteld.
Recent maakte een andere Sprookjesbosbewoner de omgekeerde verhuis. De in 1973 geplaatste Kapitein Gijs verliet in 2015 zijn originele plek in het Sprookjesbos om plaats te maken voor Pinokkio, maar keerde het jaar erop in een aangepaste versie terug in het Ruigrijk, vlakbij De Vliegende Hollander.
Sneeuwwitje: het eerste sprookje met een live-actionfilm (1999)
In 1999 werd het sprookje van Sneeuwwitje uitgebreid door de toevoeging van het kasteel van de stiefmoeder. In dit kasteeltje is de bekende toverspiegel terug te vinden, waarin de koningin zelf verschijnt in een behoorlijk angstaanjagend schouwspel. Hiervoor wordt voor het eerst gebruik gemaakt van een film waarmee het verhaal wordt uitgebeeld. Marianne Vloetgraven geeft gestalte aan de boze koningin en is zo de eerste actrice die permanent te zien is in het Sprookjesbos. Enkele jaren later, in 2004, zouden geprojecteerde filmbeelden ook gebruikt worden in Het Meisje met de Zwavelstokjes.
Het Meisje met de Zwavelstokjes: het eerste sprookje dat in het winterseizoen opende (2004)
We zouden dit sprookje ook kunnen roemen als het eerste sprookje dat bezoekers tot tranen toe weet te beroeren. Maar omdat we het in deze lijst over objectieve feiten hebben, kunnen we Het Meisje met de Zwavelstokjes ook noemen als het eerste sprookje dat in het winterseizoen opende. Sinds 1999 opent de Efteling ook tijdens de winter, maar het duurde nog 5 jaar voor de bezoekers tijdens dit seizoen zich ook konden verheugen op een nieuwe permanente attractie. En welk sprookje zou er beter geschikt geweest zijn om deze primeur te krijgen? Het sprookkje over het arme meisje dat op Oudejaarsavond alleen zit in de vrieskou en enkel haar zwavelstokjes kan aansteken om zich te verwarmen, groeide sinds december 2004 uit tot één van de publiekslievelingen in het Sprookjesbos. Ook enkele latere uitbeeldingen in het bos, zoals de toevoeging van de figuur van Vrouw Holle die het toepasselijk laat sneeuwen (2006) en De Nieuwe Kleren van de Keizer (2012) openden tijdens de Winter Efteling.
Sprookjesboom: het eerste sprookje bekend van televisie (2010)
Hoewel vele van de sprookjes in het bos ooit verfilmd zijn geweest en de Efteling zelf ook haar eigen televisieserie ‘Sprookjes’ heeft gemaakt, is er slechts één Sprookjesbosbewoner die zijn oorsprong vindt in een televisieserie: de Sprookjesboom. In de animatieserie uit 2006 vertelt het hoofdpersonage verhalen over de avonturen die de bekende Sprookjesbosbewoners met elkaar beleven. De serie werd een groot succes en resulteerde in musicals, merchandising, en parkshows in het openluchttheater van het Sprookjesbos. In 2010 werd een animatronic van de pratende boom in het Sprookjesbos geplaatst. Mede door het commerciële karakter hiervan en de plot holes die geïntroduceerd worden doordat de Sprookjesbewoners buiten de wereld van hun sprookje met elkaar optrekken in het bos, zijn niet alle Eftelingliefhebbers hier onverdeeld gelukkig mee. In 2018 kreeg de Sprookjesboom nog een collega erbij in het Sprookjesbos: ook Kniesoor is een pratende boom, maar die wordt niet als volwaardig sprookje beschouwd.
Pinokkio: het eerste sprookje in het Italiaans (2016)
In het Sprookjesbos is het Nederlands de voertaal. Alle sprookjesfiguren en vertelstemmen spreken Nederlands of zijn dan weer compleet onverstaanbaar, zoals de Trollenkoning. Anderstaligen zullen dus heel wat moeite hebben om het Sprookjesbos helemaal te kunnen doorgronden. Om ietwat tegemoet te komen aan deze steeds belangrijker wordende doelgroep, plaatste de Efteling sinds de eeuwwisseling heel wat grote sprookjesboeken in het bos, waarop in vier talen het verhaal achter het sprookje wordt verteld. Het gaat hierbij om het Nederlands, Frans, Duits en Engels. In 2016 echter, werd een vijfde taal op het boek haast onvermijdelijk. Met de opening van de uitbeelding van het klassieke Italiaanse verhaal van Pinokkio in het bos, moest ook deze taal vertegenwoordigd worden op het bijhorende sprookjesboek. Ook Pinokkio zelf, gevangen in de monstervis, roept om hulp in het Nederlands én het Italiaans.
Tekst: © Bert Van Staeyen - Pretparken.be // Foto's: © Tristan Indigne, © Bob Van Dyck - Pretparken.be, © Ignace Woinin - Pretparken.be // Bronnen: Efteling, Eftepedia, H. Vanden Diepstraten